Voetbaldromen

Ik denk dat iedere voetballer wel eens van voetballen droomt. Wie herinnert zich niet die heerlijke reclame waarin dat onbetaalbare gevoel werd gesymboliseerd door dat kleine jongetje dat met voetbalschoentjes om de nek naar een wedstrijd van Oranje ging kijken; je weet immers maar nooit hoe de nood nog eens aan de man komt. Onbetaalbaar!
Maar laat ik voor mezelf spreken: ik droom in ieder geval wel van voetbal. Aanvankelijk van wereldreddingen die ik zou verrichten, maar die de praktijk helaas zelden haalden. Ik was een matig getalenteerde doelman met uitschieters. Er waren zeker wedstrijden waarin ik tegenstanders tot wanhoop wist te drijven, maar meestal waren het mijn medespelers die zich in pure wanhoop verbeten om mijn onbegrijpelijke blunders. Desondanks hield mijn droom op een profcarrière of zelfs Oranje onrealistisch lang aan. Ik was – en ben – een dromertje.
Maar, zoals ik placht te stellen: ouder worden is het grote wegstrepen. Dus over zowel Oranje als die profcarrière daalde langzaam maar zeker het besef dat ik dát never nooit meer zou gaan halen.

Een afgescheurde kruisband als direct gevolg van iets te ongetraind en veel te fanatiek voor een plek in het eerste elftal gaan, maakte na een een lange serie doctoren en operaties zelfs een einde aan mijn voetballende ambities op het bescheiden niveau waar ik inmiddels op beland was. Maar de dromen hielden aan: van wereldreddingen werd het een regelmatig terugkerende droom waarin ik weer met de metalen noppen kletterend op de tegeltjes van de catacomben naar het veld loop. Om me hangt die penetrante geur van massageolie. Dan gaan de deuren open en waait de geur van vers gemaaid gras me tegemoet. Na de geur van vers gebakken brood misschien wel de lekkerste geur die er bestaat. In de heiige avondmist – het is blijkbaar een avondtraining – stap ik het veld weer op en dan word ik steevast wakker. Een droom die ik zeker een jaar of twintig gedroomd heb. Niet iedere nacht uiteraard, maar toch zeker wel twee keer per maand…

De knieoperaties hielden ook ná mijn vertrek van de velden aan. De laatste van die serie operaties bleek een ‘medische misser’ en maakt het mij zelfs onmogelijk om ook maar tot een lichte looppas over te gaan. Daarmee kon ik ook ‘walking-football’ wegstrepen van de lijst. Maar de voetbaldromen bleven: nu droom ik dat ik weer in het veld sta, me heel realistisch beseffend dat ik niet kan lopen en dus maar hopend dat niemand dat zal merken. Ik stop in mijn dromen zelfs nog wel eens een bal, maar ook die wereldreddingen zijn inmiddels uit mijn droomverhalen weggestreept.

Spelers die nu nog op het veld staan beseffen niet hoe bevoorrecht ze zijn. Eenmaal ‘gestopt’ is er eigenlijk geen weg meer terug. Gezin en carrière dringen het verlangen naar de kleedkamer naar de achtergrond en als dan het knagende besef komt dat voetballen toch wel een essentieel deel van hun welbevinden vormde, is het te laat: het lijf wil niet meer, de jaren zijn gaan tellen. Voetballen is een gepasseerd station geworden.
Wat dan nog rest zijn die voetbaldromen. Laatst hing een prima speler uit ons eerste elftal zijn schoenen veel te jong aan de wilgen. Ik heb nog op hem ingepraat om hem voor deze onbezonnen daad te behoeden, maar ook hij realiseerde zich niet dat hij daarmee een aantal onvervangbare voetbaljaren aan zich voorbij liet gaan.
Jaren die wellicht ook weer terug zullen komen in de vorm van die voetbaldromen. Hij zal zich dan wellicht met spijt realiseren dat hij het zélf was die de stekker uit zijn carrière getrokken heeft. Ik had dan tenminste nog de troost dat een blessure de oorzaak was… Bezint eer ge stopt. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gestopt!