Broodvoetballers

“Broodvoetballers, het zijn allemaal broodvoetballers,” foeterde de ouwe trouwe supporter. De beslissingswedstrijd was net desastreus afgelopen en de spelers van de thuisclub dropen af. Het was dat er geen zijdeur was, anders waren ze daar door afgedropen. “Kijk maar,” verklaarde het oude supportertje met een knik naar de stoet geslagenen die langstrok richting kleedkamers. “Niet één die er jankt! Niet één die er écht kapot van is!” kneep hij er met gebroken stem uit. Dat kon van de trouwe supporter helaas niet gezegd worden: met zijn wijsvinger veegde hij met enige regelmaat een traan achter zijn brillenglazen vandaan. Hij slikte, hij had het moeilijk met de degradatie. Niet eens naar een al te beroerd niveau, maar toch, niet meer het niveau waar hij zijn club zo graag op had zien acteren volgend seizoen. Ik luisterde zijn verhaal aan. Het was niet ‘mijn’ club, die had zich na een wisselend seizoen keurig veilig gespeeld en ontsprong zo deze dans om de laatste plekken. En dus knikte ik maar wat en beaamde zijn klaagzang.
“Nou vertrekt de helft ook nog, moet je maar rekenen. Laten ze je eerst degraderen en trekken ze ook nog eens doodleuk aan hun stutten om ergens anders weer gewoon opnieuw te beginnen. En wij moeten maar weer zien dat we weer een nieuw elftal op de been zien te krijgen! Aan de ene kant ben ik blij dat ze oprotten, het was toch een zooitje, die trainer al helemaal! Maar ja, waar haal je als degradant zo snel nog versterkingen vandaan? Kijk hij daar!” Hij wees een speler in trainingspak aan. “Het hele seizoen geblesseerd geweest, maar nou wel doodleuk weer beginnen bij KSS!* Als je die gozer binnenhaalt mag je ook meteen wel een fysiotherapeut extra aantrekken! Broodvoetballer!” Hij herhaalde zijn verwensing nog maar eens en keek demonstratief de andere kant op toen de speler zich door de toeschouwers ploegde om zich bij zijn teleurgestelde maten te vervoegen.

Mijn tribunegenoot nam zijn bril van zijn neus en met een grote witte zakdoek depte hij zijn ogen schoon. Ik hoopte voor hem dat het de laatste tranen zouden zijn, maar ik vreesde dat er voor de echte liefhebber nou eenmaal altijd een lach, maar zeker ook die traan in hun liefhebberij besloten ligt.
“Vroeger had je nog éigen jongetjes die in je eerste speelden,” mijmerde het mannetje weemoedig verder. “Die knokten zich helemaal leeg voor de club. Maar daar hoef je vandaag de dag niet meer om te komen: gaat ie er in? Prima! Gaat ie naast? Oók prima! Winnen is leuk, verliezen ook prachtig! Als ik mijn centen maar krijg! Als je vroeger een kans miste, dan vrat je het gras op van nijd. Ik heb ze wel op zien staan, dat ze de plaggen eerst uit moesten spugen! De halve penaltystip heb ik wel op zien vreten in mijn tijd. Maar ja: als ze dat nu zouden doen, dan vraten ze plastic! Nee, daar is het voetbal ook niet beter van geworden… Kunstgras en broodvoetballers!” Hij maakte een wegwerpgebaar om zijn woorden kracht bij te zetten.

Even verderop werden wat spelers door de plaatselijke omroep geïnterviewd. De kritiek was niet mals en de spelers lieten het gelaten over zich heenkomen. Een blonde speler met het shirt nonchalant over de schouders gedrapeerd haalde zijn schouders op. Het onverschillige dat daaruit sprak irriteerde de verbitterde supporter: “Gaat ook weg,” smaalde hij. “Denkt ook dat ie het ergens anders beter kan krijgen. Méér misschien wel, maar de club is altijd goed geweest voor die mannen! Maar een beetje dankbaarheid en clubliefde? Ho maar! Broodvoetballers!” Bij iedere herhaling werd het woord ‘brood’ zwaarder aangezet.

“Sterkte!” ik schudde de man de hand en zag hem naar de kantine schuifelen. Als neutrale toeschouwer zag ik er geen heil in die kantine nog in te gaan en mogelijk als bliksemafleider voor alle frustraties te gaan functioneren omdat men in mij, als vreemde eend in de bijt, een supporter van de tegenpartij zou kunnen vermoeden.
Ook de tegenstanders verlieten het veld. In de kleedkamer zouden ze het feestgedruis voortzetten. De boom-box ging op standje tien en met ontblote bovenlijven deinden ze door de gang, de bierflesjes triomfantelijk geheven. Ik kende die tegenstander ook wel en wist dat er ook dáár vier zouden vertrekken. “Ook broodvoetballers,” grinnikte ik in mezelf terwijl ik op de parkeerplaats mijn auto opzocht…
Bij deze wens ik alle supporters van gedegradeerde ploegen sterkte, en alle ‘broodvoetballers’ veel blessurevrij succes bij hun nieuwe clubs… En u als trouwe lezer van deze columns een fijne vakantie. En bedenk vooral: over een paar weken weer nieuwe ronde, nieuwe kansen!
* KSS is een door mij verzonnen clubnaam. Mocht er echt een KSS bestaan, mijn excuses!
Ja vroeger ging je niet zo snel bij je club weg maar als je sommige jongens ziet dan spelen ze 5 jaar in de senioren bij 4 of 5 verschillende clubs.
Al zijn er ook clubs genoeg waar wel veel jongens al jaren spelen en clubliefde kennen.
Maar het is heel herkenbaar allemaal.
Herkenbaar verhaal. Ik verbaas mij ook elk jaar aan de aantallen “transfers” , zeker ook in de lagere klasses. Daarom mooi om te zien dat in de regio BFC en Victoria promoveren naar de 1e klasse met in de geledingen veel jeugdspelers.
Eerlijkheid gebied natuurlijk wel te zeggen dat deze clubs een hele brede jeugdopleiding hebben met hoog spelende selectie teams. Voor de kleinere clubs is het bijna onmogelijk om getalenteerde jeugd vast te houden omdat in de JO19 de meeste jongeren afvallen. Ook de aansluiting bij senioren selecties in de loop van het seizoen is vaak matig geregeld.
Je kan je zelfs de vraag stellen of de kosten van een eerste elftal (trainer met bepaalde diplomas, begeleiding etc) nog wel opwegen tegen de prestaties en aantrekkingskracht die ze uitstralen.
Mooi en herkenbaar verhaal Ron! Lees ook regelmatig met enige verbazing de zogeheten transfers, terwijl in veel (niet alle) gevallen de werkelijke reden alles behalve sportief is. Dat er zelfs al
in de 5e klasse spelers betaald worden is natuurlijk te zot voor woorden. Hulde aan de clubs die hier niet aan deze waanzin meedoen!
Met dank aan de creativiteit van Rob Fabriek om er elke keer weer een prachtig opgemaakt geheel van te maken!
Zo herkenbaar
TOP verhaal weer. En zo waar. Er zijn nog maar weinig verenigingen waar het 1e elftal bestaat uit leden die ook in de jeugd hebben gespeeld bij deze vereniging.
Als oud lid van je vereniging is het juist leuk om jongens in het 1e te zien voetballen die je ook in de jeugd heb zien ballen. En helemaal leuk is om dan de trotse ouders en grootouders langs de kant te zien staan en te spreken.
Maar wie weet komt het ooit weer terug.
Tip. Aparte competitie met teams waarvan 80 % leden zijn die ook in de jeugd hebben gespeeld.
En toen werd ik wakker het was een droom of een nachtmerrie 🙂
Hup SC Cambuur. Heel herkenbaar voor deze supporter.