Woordwaarde

Ik ben niet zo’n spelletjesmens. Mijn vrouw helaas wel. En om te voorkomen dat we onze kerstdagen volkomen onafhankelijk van elkaar door zouden brengen, stemde ik destijds toe in ’een spelletje’. Gezellig! Maar ja: op spelletjesgebied is mijn vrouw een kunstenares. In vier spelletjes tijd is mijn achterstand met Rummikub opgelopen tot ver over de honderd, met mijn vrouw die slechts één keer het onderspit moest delven met de schrikbarende score van negen(!) hele punten. Het is voor haar ‘Taking candy from a baby’ zoals de Amerikanen het zo plastisch uitdrukken: de stenen schuiven van serie naar serie en alsof het ‘balletje–balletje’ is, tovert ze de hele speeltafel om, om ergens een ‘3’ kwijt te kunnen.
Voor mij bestaat het spel dan ook voornamelijk uit wachten tot zij uitgegoocheld is. De joker durf ik niet langer dan een beurt of twee op mijn plankje te houden en tegen het einde van het spel al helemaal niet – dan leg ik ‘m liever zomaar ergens aan, als ik ‘m maar kwijt ben, want gegarandeerd blijf ik met dat kreng en zijn strafpunten zitten. Dankbaar roept ze dan triomfantelijk ‘Uit!’ en met een misselijkmakende lach keert ze demonstratief haar lege plankje om. Het is een kwelling die ik om haar een plezier te doen met enige regelmaat onderga. “Maar beleef jij er dan eigenlijk nog wel plezier aan?” vroeg ik haar afgelopen kerst. “Nou, het zou leuker zijn al ik ook een beetje tegenstand zou ondervinden,” bekende ze me ruimhartig. En daar gaat dan je laatste restje zelfrespect…

Nou is ze extreem goed met cijfers. Ze werkt wel op een accountantskantoor, maar niet als accountant. Ik denk echter dat ze zeker een prima accountant had kunnen worden als ze er de opleiding voor zou hebben gevolgd. Ik ben zelf best wel ‘talig’ ingesteld. Zij leest wel veel, maar als het op creatief schrijven aankomt, dan reken ik mezelf daarin toch wel enige voorsprong toe. En dus wordt het ook wel eens het Scrabblebord uit de kast getrokken.
En u raadt het waarschijnlijk al: óók kansloos!…

De prachtigste woorden tover ik van mijn plankje en met een enkele letter om er meervoud van te maken tovert zij mijn prachtige woorden vervolgens om tot driedubbele woordwaardes en andere bonussen, mij wederom kansloos en vol frustraties achter zich latend in de score. Alleen als ik heel defensief speel en die fraaie woorden op mijn plankje laat verkommeren en er alleen maar een enkel lettertje per beurt bij leg, het bord volkomen verstoppend met dicht opeengepakte letters, dan maak ik een kans. Het is zo mogelijk nog frustrerender dan de nederlaag die ik daarmee tracht te vermijden.
En dat idee heb ik dus ook als ik een voetbalploeg zo defensief rond de eigen zestien zie samenhokken. Hoewel de nederlaag er uiteindelijk vaak in de slotfase toch als schier onvermijdelijke uitkomst uit komt rollen, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat zó voetballen frustrerender moet zijn dan lekker spelen en dan maar met een nulletje of zes klop krijgen. Ik denk dan ook dat het geen echte vreugde is als zo’n defensieve ploeg een puntje over de streep weet te trekken tegen een sterke tegenstander, maar dat het en uiting van pure opluchting is. Ik vermoed een beetje hetzelfde gevoel als die de oplichter ervaart die met zijn frauduleuze handel wegkomt. Het heet dan ook niet voor niets een ‘gestolen’ punt.
Veelal heeft zo’n prestatie zoveel extra energie gekost, dat het gewonnen puntje alsnog verspeeld wordt in de daaropvolgende wedstrijd tegen een naaste concurrent.

Henk de Jonge werd ooit naïef genoemd toen hij zijn Cambuur met open vizier de JC-ArenA liet betreden en gewoon zijn eigen spel bleef spelen tegen een oppermachtig Ajax. Maar ik denk dat hij daar meer voldoening uit haalde dan een Heracles dat Ajax vanuit de loopgraven op een 0-0 hield: puntje gewonnen, maar speelplezier verloren. Juichen dat je niet verloren hebt, het is zó onecht… Het is een beetje als met Scrabbelen de letters ‘en’ achter het woord ‘kansberekening’ leggen: gestolen punten… Pas als je de woordwaarde weet te verdubbelen smaak je enige voldoening dat het iets geniaals heeft gehad en dat het wellicht de moeite van het afzien waard was. Maar het blijft gewoon toch een beetje voelen als valsspelen, gestolen punten…
Nee, ik ben dus geen voorstander van defensief voetbal. Te vaak heb ik me zitten verbijten bij het defensieve gebroddel van trainers bij wie de angst om te verliezen groter was dan de wil om te winnen. De lucky goal die dan af en toe toch voor de ‘gestolen’ punten zorgde moest ik dan maar beschouwen als ‘dubbele woordwaarde’: weinig bevredigend en ik ging toch steeds met een onbevredigd gevoel huiswaarts. Dit is gewoon niet waarvoor je op een koude tribune plaatsneemt, dit is niet wat voetbal ’leuk’ maakt. Dit is gewoon een gevalletje woordwaarde…