Pinchhitter

Het is inmiddels een bekend fenomeen: de speler die ingebracht wordt om het tij te keren, de goals te scoren die maar steeds uit leken te blijven: de ‘pinchhitter’! De term schijnt zijn oorsprong in de baseball-sport te hebben. Vandaar het ‘hitten’. Maar momenteel is hij gemeengoed op de vaderlandse voetbalvelden.
We kennen de pinchhitter eigenlijk in twee soorten: ‘de schicht’ en ‘het breekijzer’. De eerste is vooral snel en veelal niet echt behept met een overdaad aan techniek. Had ie dat wel, dan stond ie namelijk wel in de basis. Maar als een ploeg in de verdrukking zit, dan is hij het ideale wapen voor een counter met ‘happy ending’.
Het andere type is veelal een wat geblokte spits met juist een tragisch gebrek aan snelheid. Een spits op leeftijd vaak, die door schade en schande wijs geworden, dat ‘neusje voor de goal’ heeft ontwikkeld. Je mag hem ook niet te laat inzetten, want hij heeft met zijn beperkte loopsnelheid wat tijd nodig om überhaupt in de zestien van de tegenstander te geraken. Een ‘rommelaar’ en ‘frommelaar’ die vaak op de juiste plek weet te staan als die keeper die ene bal loslaat of wanneer die bal onder voet van de laatste man door glipt. In de counter kun je hem dus niet gebruiken, maar als je aan het drukken bent is hij zijn gewicht in goud waard!
Het zijn ‘cult-figuren’. Niemand begrijpt waarom ze niet in de basis beginnen, maar aan de andere kant snapt iedereen dat ook eigenlijk juist weer wél.
Mijn vader vertelde me als kind wel eens gierend van de pret het verhaal van de middeleeuwse tandarts die zijn nering op markten en braderieën vond. Met het kersverse slachtoffer in de stoel op het podium, zette hij zijn tang ongenadig op de rotte kies en gaf er een flinke ruk aan. Het slachtoffer krijste het uit en de ‘tandarts’ verklaarde hoofdschuddend dat dit de manier was waarop collega Janssen te werk ging.

Nóg een ruk aan de kies en nu wordt de marteling vergeleken met de werkwijze van collega Willemse. Ten derde male zet de chirurgijn de tang op de half los bungelende kies en met een tevreden ’En zó doe IK het!’ wordt de kwelgeest ‘pijnloos’ getrokken.

Zo gaat het ook met die pinchhitters. Eerst mag de basisspeler zich de benen uit het lijf rennen om de verdedigers uit te putten en als de vermoeidheid dan toeslaat komt die fitte pinchhitter in het veld. Vermoeid moeten de verdedigers omschakelen naar een nieuwe tegenstander met zijn geheel eigen speelwijze en dat leidt dan vaak tot die ‘gouden grepen’ van het trainersgilde.
En dus zit de pinchhitter een uur lang op de bank geduldig te wachten dat het tijd wordt dat hij zijn kunstje vertoont. Hopend dat hij ‘nodig’ wordt en braaf meejuichend als zijn teamgenoten zijn inbreng eigenlijk overbodig maken. Ja, z’n teamgeest is voorbeeldig! De camera’s zoomen gretig in op z’n gezicht als er gescoord wordt, in de hoop dat het onvermijdelijke chagrijn even doorbreekt.
Maar hij is getraind in zijn rol en het masker van de blijde lach om het winnende doelpunt zit hem als gegoten. Het is een ondankbare job, dat pinchhitten. Eigenlijk zouden we allemaal even moeten gaan staan en applaudisseren als hij de bank verlaat. Of ie nou ingebracht is of niet…