
Door Rob Fabriek. Fotografie Marcel Visser
Voetbal, prestatie, gezelligheid. Dat is het credo van SC AH’78, derdeklasser uit Huizen. Een club, die zijn oorsprong vindt in de Molukse gemeenschap van Huizen. In het begin van de jaren ’50 kwamen veel KNIL-militairen van het toenmalige Nederlands-Indië met hun familie naar Nederland. Een interview was oké, maar dan wilden ze wel graag hun geschiedenis belicht zien. Bij deze een gesprek met voorzitter Eppy Manuhutu en secretaris Chris Tamaëla.

‘Iedereen is welkom bij ons, Moluks of niet!’
SC AH’78 is de derde voetbalclub van Huizen. Huizen herbergt een kleine maar hechte Molukse gemeenschap die, naast deze eigen voetbalclub, ook een eigen kerk en buurthuis heeft. Kort na de Tweede Wereldoorlog kwamen de eerste Molukkers naar Nederland. In Huizen werden zij geplaatst in kamp Almere. Na verloop van tijd werd er een voetbalteam opgericht dat tegen elftallen van bedrijven uit de omgeving voetbalde. De oprichters kozen ervoor om een eigen club te starten, omdat zij de Molukse cultuur wilden behouden. Sportclub Almere Huizen (SC AH’78) was ontstaan.
In 1978 werd de club officieel lid van de KNVB. In 2018 vierde de club dus haar 40-jarig jubileum. In 2010 promoveerde SC AH’78 naar de tweede klasse. Na hier 4 seizoenen in te hebben gespeeld is het eerste elftal momenteel weer actief in de 3e klasse. De club heeft 4 elftallen actief in competitieverband, veld en zaal. Alhoewel de meerderheid van het huidige ledenaantal Nederlands is, heeft de vereniging haar typisch Molukse stijl weten te behouden.
SC AH’78 is op de eerste plaats een voetbalclub en voetbal is dan ook wat de leden bindt. Mensen worden lid van SC AH’78, omdat zij willen voetballen en zich herkennen in de uitstraling van de club. Samen maken zij de vereniging. Op het complex in het Warandepark (stadspark) aan ’t Merk in Huizen treffen voetballers, supporters en vrijwilligers elkaar om ieder op hun eigen manier te genieten van hun geliefde vrijetijdsbesteding. Iedereen draagt zijn steentje bij aan de ontwikkeling van onze vereniging.
SC AH’78 is een ambitieuze voetbalvereniging; de club wil zich, d.m.v. het aantrekken van jonge spelers uit Huizen en de nabije omgeving, opwerken tot een stabiele tweedeklasser. Zodoende wil SC AH’78 zich duidelijk profileren als de derde sterke voetbalclub in Huizen. Deze ambitie mag de clubcultuur, uitgedrukt in de kernwaarden Voetbal, Prestatie & Gezelligheid, niet aantasten.

Elftallen door de jaren heen. De onderste foto is de meest recente: het eerste elftal in seizoen 2021-2022.
Achterste rij van links naar rechts: Edmar Parera, Wael Milani, Jermain Heldoorn, Abdullah Mounir, Lourens Stolwijk, Constantijn de Boer, Benny Honing en Jaimy Haage
Middelste rij van links naar rechts: Mike Zwart, Rob Markesteijn, Thomas van Middelkoop, Ferhat Ozturk, Jasper Schaap, Maarten Roomer, Owen Markesteijn, Berwout Toonen, Ümit Dinc, Raymond Gerlofsma en Guido de Kreij
Voorste rij van links naar rechts: Jasper Frankin, Jacob Heinen, Jeremy Sta van Uiter, Terry Bone, Sebastian Schildt, Richard Tit, Mo el Kaddari, Tim van der Laan, Buhan Ciyhan en Jarmo Matitahatiwen
Historie van de Molukkers in Nederland
Ambon en de omliggende eilanden waren enkele van de eerste en grondigst door de Nederlanders gekoloniseerde gebieden van Oost-Indië. Ten gevolge van de jarenlange missionering is tegenwoordig ongeveer de helft van de bevolking christelijk. Bij een deel van deze Molukkers was een carrière in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) populair. Het KNIL had Nederlandse officieren, maar voornamelijk inheemse onderofficieren en soldaten. De Molukkers golden als betrouwbare, loyale soldaten. Molukkers vormden overigens maar een beperkt deel van het KNIL. De meerderheid van de manschappen van het KNIL waren Javaanse moslims.
Na de bezetting van Nederlands-Indië van 1942-1945 door Japan in de Tweede Wereldoorlog wilde de Nederlandse regering haar gezag over de kolonie herstellen. De Indonesiërs kwamen daartegen in opstand en onder leiding van Soekarno brak tussen 1945 en 1949 een onafhankelijkheidsstrijd uit. Het KNIL kreeg van de Nederlandse overheid de opdracht de orde te handhaven en de vrijheidsstrijders te ontwapenen.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië op 28 december 1949 werd het KNIL op 26 juli 1950 opgeheven. De 62.000 inheemse soldaten van het KNIL kregen de keuze ofwel gedemobiliseerd te worden, ofwel deel uit te gaan maken van het Indonesisch Nationaal Leger (TNI). Beide opties waren, vooral voor de Molukkers, niet erg aantrekkelijk, zodat in oktober 1950 nog steeds 8000 mensen geen beslissing getroffen hadden. Zij werden tijdelijk, totdat ze konden worden gedemobiliseerd, in het normale Nederlandse leger opgenomen. Gezien deze groep zich op Java bevond in een vijandige omgeving van Republikeinen, moesten zij in hun barakken blijven.
Intussen was de situatie in Indonesië veranderd. Hoewel bij de soevereiniteitsoverdracht bedongen was dat Indonesië een federale structuur zou krijgen, veranderde het land al snel in een eenheidsstaat. Als reactie hierop werd op 25 april 1950 op de Molukse eilanden de Republik Maluku Selatan (Republiek der Zuid-Molukken – RMS) uitgeroepen.
De overgebleven Molukse voormalige KNIL-soldaten, die tijdelijk op Java verbleven, ondersteunden de RMS. Zij wilden daarom op Ambon gedemobiliseerd worden om zich aan te sluiten bij het leger van de RMS. Nederland wilde de jonge betrekkingen met de voormalige kolonie echter niet verstoren en stond de wens van de Molukse militairen daarom niet toe. Tegelijk stond het onder sterke internationale druk om de dekolonisatie te versnellen.
Een rechterlijke uitspraak verbood de Nederlandse regering de overblijvende Molukse militairen na de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog op Java te ontslaan, aangezien dit het grondgebied van een vreemd land was. Op dwingend advies van de RMS-delegatie in Nederland kozen de soldaten voor de, in hun ogen enige reële mogelijkheid van een tijdelijke overkomst naar Nederland. Er ontstaat een patstelling, als op Ambon op 25 april 1950 de Republik Maluku Selatan (RMS) wordt uitgeroepen, een feit dat nog elk jaar door de Molukse gemeenschap wordt gevierd en herdacht.
Vanaf het begin is duidelijk dat Indonesië een zelfstandige RMS nooit zal accepteren. De Molukse KNIL-militairen worden een steeds groter blok aan het been van de Nederlandse regering. Uiteindelijk lijkt er nog maar één oplossing voorhanden: de KNIL-militairen (onderofficieren, gewone soldaten en enkele geestelijke verzorgers) tijdelijk naar Nederland brengen. Een vrije keuze? Niet helemaal. Het is een dienstbevel, zeggen de Molukkers. Zij hadden twee keuzes. Tussen 23 maart en 21 juni 1951 werden vierduizend van hen daarom, samen met hun gezinnen – in totaal ongeveer 12.500 personen – met troepenschepen naar Nederland overgebracht. Daar kregen zij na aankomst te horen dat ze waren gedemilitariseerd. Dit was een van de clausules, die overeengekomen waren bij de soevereiniteitsoverdracht.

Chris en Eppy willen graag de gevoelens van hun ouders en grootouders onder woorden brengen: “De Molukse militairen wilden terug naar de Molukken, waar zij zijn geboren, opgegroeid en hun families en vrienden zijn. Nu werden ze als het ware voor het blok gezet! Ze waren vaak getrouwd, hadden een kind en zaten nu op ‘onvriendelijke en ongewenste bodem’. De keuze was óf aan te sluiten bij het Indonesische leger óf tijdelijk – op dienstbevel – naar Nederland te gaan, want terug naar de Molukken, dat ging nu eenmaal niet. Hoe zouden Nederlanders zich voelen, als ze als militair trouw hebben beloofd aan Koningin Wilhelmina en de Nederlandse vlag? Ze gingen in de strijd voorop en door het vuur, maar nu was alles voor niets en zaten zij in zak en as, dus welke keuze hadden zij? Geen!”
“De overheid zou voor hun tijdelijke’ verblijf zorgen en de latere terugkeer naar de Molukken. Echter, het ging – politiek gezien – heel anders. Ze werden vlak voor Rotterdam door de Nederlandse overheid ontslagen uit het KNIL-leger. Ze waren verbitterd en voelden zich bedonderd door Nederland, weg van hun vaderland. Ze waren op vreemde bodem en vroegen zich af hoe het verder moest gaan. Wrang is, dat zij nu samen met hun gezin ook nog eens zijn overgeleverd aan de Nederlandse overheid. De zorg voor de vrouwen en kinderen komen nu op de eerste plek. De aankomst in Rotterdam hebben zij emotioneel als zwaar ervaren. Van goede communicatie was nauwelijks sprake, er bleef niets anders over dan meegaan met de stroom. De eer en trots waren zwaar beschadigd. Ze hadden geen geld, geen huis en waren ook nog eens ontslagen uit de KNIL. Er bleef maar één optie over: overleven en hier doorgaan met de strijd voor de terugkeer naar de Molukken.”
Omwille van de woningnood en omdat gedacht werd dat hun verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn, werden ze ondergebracht in circa negentig centrale woonoorden. Dit waren voormalige kampen van de Dienst Uitvoering Werken. Geen rekening werd gehouden met de dorpse herkomst van de Molukkers, erg belangrijk in hun leven.
Eppy en Chris: “Deze kampen konden niet worden vergeleken met de hedendaagse asielzoekerscentra. Veel Molukkers werden gehuisvest in kazernes, kloosters, oud-werkkampen en de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught. De woonomstandigheden waren erbarmelijk en mensonwaardig. De Nederlandse overheid was niet goed hierop voorbereid en onbekend met de opvang van grote hoeveelheden mensen vanuit het buitenland. Vocht, tochtige kieren en schimmelplekken waren volop aanwezig in de onderkomens. Het kacheltje, dat met hout en of steenkool moest worden gestookt, stond in de woonkamer en moest de rest van de kamers en het gebouw verwarmen. De algemene keuken en douches stonden in een bijgebouw op het plein. In Schattenberg had je oud-concentratiekamp Westerbork, Vught had Kamp Vught en wij zaten in Kamp Almere, een door de Duitsers opgericht opleidingskamp en later getransformeerd tot werkkamp. Het eten wat wij kregen aangeboden, was veelal Nederlandse kost, iets wat wij op de Molukken niet kenden en ook niet lustten. Hier was het ‘eten wat de pot schaft’. Dat zie je in de hedendaagse asielzoekerscentra niet gebeuren. In Kamp Almere mocht je het kamp niet uit zonder toestemming van de kampbeheerder. Later veranderde dat, er was namelijk ook een voedseltekort. De mannen gingen op zoek naar werk, tenslotte moest je je gezin te eten geven!”

Nederland biedt de Molukkers tijdelijk een plek, maar de soldaten zijn geschokt, zij hadden gedacht in het Nederlandse leger te blijven dienen. Ze zijn verbitterd en voelen zich aan de kant gezet, terwijl ze de Nederlanders hebben gesteund. Er zijn te weinig woningen, en de verwachting is dat de Molukkers snel zullen terugkeren naar hun eigen land. Maar dat gebeurt niet, het Indonesische leger slaat de opstand op de Zuid-Molukken neer en neemt de macht over.
Wisselende herinneringen
De bewoners van de kampen hebben wisselende herinneringen. Het zou er gezellig zijn geweest, met jonge mensen met gitaren en bandjes. Maar de omstandigheden zijn er wel wat primitief, de gezinnen moeten van weinig geld rondkomen, de sociale controle is groot en de verveling slaat al snel toe. Bovendien zijn de soldaten afkomstig van heel verschillende eilanden op de Molukken en de onderlinge verschillen tussen de mannen zijn groot. De verschillende groepen mijden elkaar het liefst zoveel mogelijk, maar in de woonoorden worden ze juist bij elkaar gestopt. Onenigheid en gevechten zijn het gevolg.
Weg uit het kamp
In de eerste jaren worden de Molukkers volledig onderhouden door de Nederlandse overheid, maar hoe langer de situatie aanhoudt, hoe meer mensen zelfstandig worden en voor zichzelf gaan zorgen. Ze vinden een baan en de kinderen gaan naar school. Assimilatie en integratie komt langzaam op gang. Eind jaren vijftig dringt in Nederland het besef door dat het nog wel eens lang kan duren voor de Molukkers terug kunnen. Alle woonoorden worden afgebroken en de Molukkers krijgen eengezinswoningen toegewezen. In Huizen worden de inwoners van het woonoord verspreid door de gemeente.
In 1972 vertrekken de laatste families uit Kamp Almere en vinden de gezinnen elders een plek. Niet in een eigen republiek, maar in Nederland.
En hier begint het verhaal van SC AH’78…

Gesprek met Eppy Manuhutu en Chris Tamaëla
Kamp Almere lag in het Gooi, tussen Bussum en Huizen in. De naam Almere is ontleend aan het huidige IJsselmeer en Markermeer dat vroeger Almere heette. Het kamp werd bewoond door Molukkers van 1951 tot 1972 en de eerste generatie Molukkers voetbalden op het plein Kamp Almere.
Vanaf 1954 begon de Nederlandse overheid steeds meer verantwoordelijkheid over te hevelen naar de Molukkers zelf. Ze moesten (gedeeltelijk) hun eigen huur betalen en men begon ze te stimuleren werk te zoeken.
Eppy: ‘Op de Molukken hadden onze ouders natuurlijk ook met Nederlanders te maken en die voetbalden! Zo werd het ons ook bijgebracht. Er werd in de kamptijd natuurlijk al gevoetbald. We zijn een christelijke gemeenschap, dus op een gegeven moment werden er wedstrijden georganiseerd tussen de kerken. Onze ouders werkten in de fabrieken hier in de buurt, zoals Philips en de Chemische Naarden, en speelden zomeravondvoetbal tegen andere bedrijven. Er werd soms al in het Stadspark gespeeld, maar waren nog geen voetbalclub. Ook op de velden van BVV’31 en Laren werd er gespeeld. Op het kamp speelden we ook Nederlandse spellen, zoals kastie en zaklopen. En niet te vergeten volleybal. Voetbal en volleybal, dat waren de favoriete sporten.’
De voetbalclub Chefana (Chemische Fabriek Naarden) ging uiteindelijk op in NVC
Klik hier voor enige geschiedenis van het Naardense voetbal…
In Loosdrecht was er ook een Molukse familie die in de jaren ’70 her en der gingen voetballen, de Lekranty’s. Zij voetbalde bijvoorbeeld bij HFC Bloemenkwartier, o.a. Maggy Lekranty, maar ook een zus van haar en een broer. Allemaal altijd goedlachs. Toen die club met damesvoetbal begon – zo heette het toen nog – haakten ook Anna Leonora en Regina Papilaya aan, zij is later getrouwd met de heer Bonjaktutur.
Chris: ‘Het Kamp Almere lag binnen de gemeentegrenzen van Huizen nabij de kruising van de Oud-Bussummerweg en de Langerhuizenweg. Nu is het een natuurreservaat. De familie van Eppy is tot op het laatste moment in Kamp Almere gebleven, tot vlak voor het moment, in 1972, dat het kamp is ontruimd. Zij waren de laatste familie die daar hadden gewoond. Overigens werden zij uit het kamp ontzet omdat zijn vader zich vasthield aan de belofte van de Nederlandse overheid, dat er voor hen werd gezorgd waaronder vrije huisvesting.’
Eppy: ‘En weet je, de kinderen gingen naar de Huizer basisscholen en naar de plaatselijke kerken. We werden langzamerhand onderdeel van de gemeenschap. De Molukse kinderen leefden dan wel (tot 1972) afgezonderd in het kamp, maar zaten op Huizer basisscholen zoals de Beatrixschool, Julianaschool en de Eben Haëzerschool. Ook de jongeren gingen voetballen in navolging van hun ouders. Wedstrijden tussen de Huizense kerken bijvoorbeeld. Jonge volwassenen deden mee aan zomerkamp-voetbal en de ouders speelden veelal bedrijven voetbal met het werk. Uiteindelijk resulteerde dat in de oprichting van SC AH’78 op 1 april 1978.’


Op 11 oktober 1977 heeft men de statuten vast laten leggen van Sportclub Almere. De gedachte was om een vereniging op te richten van Molukse oorsprong en identiteit. De oprichters zijn: Oom Max Muskita, Oom Dick Nendissa, Tante Nora Nikijuluw, Oom John Solissa en Oom Wim Pesiwarissa. 1 april 1978: voetbalclub SC AH’78 officieel lid van de KNVB.
Eppy: ‘Onze eerste trainer was de oudste broer van Simon Tahamata, Sepus. Als ik hem tegenkom, is het altijd nog vriendschappelijk en is hij geïnteresseerd in onze club. Ik sta nog op de foto met Simon; toen speelden we met Massada voor de selectie van Ajax en Simon was toen op zijn hoogtepunt. Giovanni van Bronckhorst maakt natuurlijk ook deel uit van de Molukse familie, hij is zelfs directe familie van mij.’
Chris: ‘Leuk om te weten is dat Johnny Manuhutu (de broer van Eppy) de voorman van de muziekband Massada, ook hier heeft gevoetbald. Hij is zelfs een tijdje coach geweest van onze tweede elftal en kampioen geworden.’
Over Massada, waarvan Eppy Manuhutu ruim 20 jaar de drummer was:
https://www.muziekencyclopedie.nl/action/entry/Massada
https://nl.wikipedia.org/wiki/Massada_(band)

SC AH’78 wil graag als club uitbreiden. Er is een vraag om een vrouwenteam te huisvesten en ook Walking Football staat op de rol, om oudere (ex-)leden een kans te bieden om in beweging te komen (blijven). SC AH’78 heeft momenteel ruim 100 leden inclusief de zaalvoetballers. 65% van het ledenbestand is Nederlands, de rest is Moluks.
De huidige stand van zaken: clubgebouw, 2 kleedkamers met toilet, scheidsrechterskamer met toilet, kantine, bestuurskamer, damestoilet, herentoilet met urinoirs. Het is nog steeds klein en uitbreiding is noodzakelijk aangezien er meer vraag is om bij de club te spelen, maar qua capaciteit kan SC AH’78 dit niet aanbieden. Het is al een heel gedoe om thuiswedstrijden te organiseren vooral als er weinig tijdbestek zit tussen de verschillende teams. Ook een invalidentoilet ontbreekt, dat is ook beschamend, aangezien je ook hen van dienst wilt zijn en deze mogelijkheid wilt aanbieden.]
Op de zaterdagen zijn er Molukse maaltijden te verkrijgen. Broodjes kip, wel bekend bij de tegenstanders en supporters, worden dan ook gretig als maaltijd genuttigd en of mee naar huis genomen.
Eppy: ‘En na de oprichting van AH, beleefden we natuurlijk hele roerige jaren. We hadden de kapingen gehad en de schoolbezetting, dus wie wilden hier nog voetballen? Het ledental daalde en we hadden alleen Molukse mensen. In 1984, toen ik als voorzitter begon, hadden we een slechte periode. We hadden ook wel problemen met de KNVB. Maar nu komen we ook op de Gooise Convenant-vergaderingen met andere clubs. We moeten natuurlijk onze Molukse jongeren warm maken voor een functie in de club. Ook zij hebben een verantwoording naar hun afkomst.’
‘In het begin hadden we 1 veld, 2 kleedkamers, 2 toiletkamers en een ballenhok met kachel waar je werd opgevangen. Een kantine hadden wij toen niet, wel een zolder waar later ook nog spullen waren opgeborgen van de Atletiekvereniging De Zuidwal en van de Kinderboerderij. In die tijd was er ook geen verlichting en werd het ook nog eens vroeg donker. Oplossing? Auto’s op de hoger gelegen bermen parkeren en lampen aan! Wat later kregen we stalen palen, die we in de grond staken met daaraan 3 of 4 bouwlampen. Tegenwoordig is veld 2 voorzien van professionele lichtmasten.
Chris: ‘Wij moeten onze jongeren er van doordringen, dat zij ook een verantwoording hebben naar hun afkomst om hun club te ondersteunen, of het nu is als vrijwilliger, bestuurslid, speler op welk manier dan ook. Het moet sowieso blijven voortbestaan. De rechten en plichten zijn door onze ouders verworven met bloed, zweet en tranen en dat mag nooit verloren gaan. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor onze kerk, stichting en organisaties.’
Eppy: ‘Wij zijn nu ook in gesprek met de gemeente Huizen om afspraken te maken over het opknappen van onze accommodatie. We hebben al jaren behoefte aan meer kleedkamers, aan betere toiletten, aan een invalidentoilet, dat eigenlijk verplicht is. Noem maar op. We moeten ook enorm renoveren, bijvoorbeeld de zolder en het dak moeten worden gerenoveerd. Laten we een grote dakkapel maken boven, zodat we op het veld kunnen kijken. We hebben enkele goede gesprekken gehad met o.a. wethouder Roland Boom (VVD) en die heeft oren naar ons verhaal. We kunnen heel veel zelf doen, maar we hebben wel de ondersteuning van het lokale bestuur nodig, daar hebben we recht op! En iedereen is bij ons welkom, Moluks of niet.’
‘We zijn al te lang het lelijke eendje van de gemeente geweest. Onze buren, de kinderboerderij, hebben we geholpen met opslag en onderdak. En nu zijn wij aan de beurt. De wethouder zei tegen ons, kom maar met een plan. Laat zien wat je wilt. Hij is hier al twee keer geweest en vindt ook, dat ons gebouw gevaarlijk is. We hebben zelf ook met enkele bouwkundigen uit onze vereniging plannen ingediend. We hebben er vertrouwen in, dat er dingen van de grond komen. Er zijn hier enkele vrouwen, die ook met voetballen willen beginnen, dus we hebben nieuwe ruimten nodig. En we willen een eliteteam oprichten met jongens, die al gestopt zijn en niet meer komen. Walking Football is dan een idee. We kunnen veel zelf, maar we willen steun van de gemeente, die heeft ook wat goed te maken.’

Het technisch hart
De selectietrainers van SC AH’78 zijn Richard Tit en Sebastian Schildt.
Tit: ‘Over 4 of 5 jaar willen we een stabiele tweedeklasser zijn. Dat is best een opgave, aangezien we een kleine club zijn. Maar het is een ambitie die door het bestuur en ons is uitgesproken. AH’78 heeft een bestuur, dat niet alleen praat, maar de daden bij het woord voegt.’
Schildt: ‘We streven naar een gezonde mix van talentvolle jeugdspelers en oudere, ervaren spelers. Onze club toont ambitie en schept de goede voorwaarden, zodat we onderscheidend zijn. Alles is uitstekend geregeld voor staf en spelers, dus een warm bad voor iedereen.’
Shirtsponsor:
Het café waar je óók kunt eten!
Eemnesserweg B13, Blaricum
035-5314300
Dagelijks geopend
https://ouwetak.com

Mooi weergegeven Rob. Mis alleen het Marokkaanse team dat 5 jaar voor scah heeft gespeeld
Groet John
Rob,
Heel mooi en goed verwoordt in het verhaal
Het verleden en toekomst van AH78
En beide Pella’s Eppy En Chris.
Minggus
Rob
Hulde en Chappeau
Maar ook de leden zelf die hun levensverhaal vertellen over ouders en grootouders Verdienen mooie accomodatie
Beste Rob,
Wat een mooi stuk! Geschiedenis & Sport.
Complimenten!