Fan

Ik ben fan, voetbalfan. Daarbij heb ik ook een voorkeur, zeg maar rustig voorliefde, voor bepaalde clubs. Natuurlijk in de eerste plaats mijn SV Huizen waar ik actief aan het verenigingsverkeer tracht bij te dragen met mijn wedstrijdverslagen, sponsorinterviews en ooit zelfs de columns die nu op deze site een warme thuishaven hebben gevonden. Bij de profclubs gaat mijn liefde uit naar Ajax. Eigenlijk al vanaf mijn vroegste voetbalbewustzijn. Op mijn werkkamer hangt een ingelijste foto van een inmiddels al lang en breed ter ziele gegaan margarinemerk met een elftalfoto uit 1967, de tijd dat Ajax op weg was een internationaal begrip te worden. Een elftal met coryfeeën als Bals, Nunninga, Muller, Suurbier, Groot en uiteraard het gouden trio Cruijff/Swart/Keizer.
Ik herinner me mijn eerste blikje bier dat ik gruwend dronk tijdens een Europacupwedstrijd. Ik lustte nog helemaal geen bier, maar op het blikje stond een vergelijkbare elftalfoto van mijn favorieten. En dus werd het aangeschaft. Eén blikje…
Helaas is dat gruwen inmiddels wel verdwenen, al blijft bier voor mij toch een alcoholische versnapering die ik voornamelijk ’s zaterdags na de wedstijden van SV Huizen drink.
Bij belangrijke wedstrijden van Ajax ben ik wat verminderd toerekeningsvatbaar. In de beslotenheid van mijn woonkamer juich en vloek ik dat het een lieve lust heeft. Mijn vrouw vlucht naar boven, het antwoordapparaat gaat erop en de voordeur gaat op slot. Als ik dan juich, dan is het voor mijn eigen club en als ik vloek dan is het ook op een speler van mijn eigen club.
“…En dus werd het aangeschaft. Eén blikje…”
Het komt niet in me op om te schelden op een speler van de tegenpartij die de bal achter ‘mijn’ doelman werkt, het is die doelman die er verbaal van langs krijgt. De buren zijn het inmiddels gewend en kijken er niet meer van op. Het is zo ongeveer het enige aan geluidsoverlast dat er uit huize Tuijnman opstijgt, dus het wordt me vergeven. Emoties bij een voetbalwedstrijd zijn me dus zeker niet vreemd.
Eenmaal live aanwezig bij een wedstrijd daalt dan echter toch de gêne en de beschaving op me neer. Mij zal je niet witheet over hekken zien klimmen om de scheidsrechter naar het leven te staan. Het enige dat ik op het veld slinger is de verwensing ‘Nare man!’ als de arbitrage zich in mijn ogen vergaloppeert, of een uit volle borst gekreten ‘Rood!!!’ bij een schandalige overtreding – dit echter dan weer wel alleen bij overtredingen van de tegenpartij, uiteraard…

Dit weekend werd ik op televisie weer geconfronteerd met schuimbekkende idioten die een speler die tegen hun club had gescoord naar het leven wilden staan. Aanstekers, bierplastic al dan niet met inhoud, werden massaal op het veld en naar de spelers gesmeten. Volwassen mannen, op het oog brave huisvaders, die de volgende dag weer gewoon met een uitgestreken gezicht het broodtrommeltje onder de snelbinder stoppen en naar kantoor fietsen.
“…Ajax weer verloren, schat…”
Daar kan ik dan met mijn verstand toch echt niet bij. Ik snap die onverbloemde haat jegens de tegenpartij gewoon niet. Totaal niet! Ik ben als supporter best fanatiek, maar ik realiseer me ook dat een tegenstander gewoon óók bij een wedstrijd hoort en dat winst, maar zeker ook verlies, het voetbalspel juist zo aantrekkelijk maakt. Zonder dalen zijn er geen bergen: als je iedere week zeker weet dat je gaat winnen is er gewoon geen donder meer aan. Al kom je daar als Ajax-supporter natuurlijk wel een heel eind bij in de buurt…
Jaren geleden keek ik in het Olympisch stadion naar een Ajax – Feyenoord. Het was in de nadagen van de ‘Tovenaar van Tatabánya’, József Kiprich. Een magnifieke voetballer, maar dus wel van tegenpartij Feyenoord. Kiprich werd die wedstrijd gewisseld en het hele stadion scandeerde ‘Ouwe lul, ouwe lul, ouwe lul!’. En hoewel ik fanatiek Ajax supporter ben, deed me dat toch zeer.
Deze speler verdiende respect voor zijn carrière, geen smalende hoon. Het sneed me door mijn ziel.
Ik scandeerde niet mee, ik had het zelfs niet gekund, want ik hoorde het aan met een brok in mijn keel. Ik ben dan blijkbaar toch altijd meer VOETBALliefhebber dan clubfan. ‘Fan’ komt denk ik van het Engelse ‘Fanatic’. Maar er zijn grenzen, en het zijn die grenzen die het voetbal mooi houden. Grenzen die echter voor mijn gevoel wel langzaam maar zeker aan het vervagen zijn. Ik houd dan ook meer van de term ’supporter’, het Engelse equivalent van ‘ondersteuner’. Dat klinkt me een stuk positiever in de oren.

Laten we er dus vooral naar streven ‘supporter’ te zijn en maar een klein beetje ‘fan’…