Het Clubblad

Hoewel je vandaag de dag voor een behoorlijk clubblad ook een aardige spits zou kunnen aantrekken, heeft dat periodiekje door de jaren heen toch wel een plekje in mijn hart veroverd. Niet zo vreemd als je mijn liefde voor het schrijven in ogenschouw neemt, natuurlijk. Ik gaf ook al eerder aan dat ik uit een verenigingsnest kom: mijn opa is zo ongeveer in het harnas gestorven en mijn moeder is decennialang voor haar club in touw geweest. Inmiddels is die club ter ziele, ondanks alle noeste inspanningen van mijn moeder als jeugdvoorzitter, jeugdsecretaris, barjuffrouw en clubkrantredacteur. Ik heb het verenigingshart dan ook van niemand vreemd.
Iedere maandagochtend veranderde onze eettafel in een soort typekamer, waar mijn moeder de kopij uitstalde die ze binnenkreeg. Het clubblad was een wekelijks terugkerend, gestencild fenomeen. Mijn moeder hamerde de teksten in die stencils op haar huis-, tuin- en keukentypmachientje dat het een lieve lust was. Met nagellak werden eventuele tikfouten keurig weggelakt, waarna de correctie er met een extra nadrukkelijke tik weer in werd geramd.
Het clubblad van weleer had ook een totaal andere opzet dan het kwartaalblad dat we inmiddels gewend zijn. Zo werden er steevast de selecties van de elftallen in vermeld, inclusief wie er reserve zou staan en de verzameltijden. Ook de wedstijdverslagen van het afgelopen weekend werden er keurig in opgenomen. Een kantje of tien was het, vijf A4’tjes met twee nietjes in het midden en een kaftje in tweekleurendruk. Honderd procent huisvlijt.
Ik speelde destijds in het derde team van het inmiddels ter ziele gegane Amsterdamse AGS/Olympus en ook toen had ik al die onbedwingbare neiging om verslag te doen van de wedstrijden. Geheel in het zwart keepend, werd mijn bijnaam al vlug ‘Blacky’ en daarmee ondertekende ik dan ook mijn verslagjes. Kleintjes dus, niet de lappen die ik er tot voor kort wekelijks voor de SV Huizen uitperste; het moest immers allemaal door mijn moeder worden overgetypt op die stencils en ik kon uiteraard moeilijk het complete clubblad vullen met mijn pennenvruchten.
“Ik kon uiteraard moeilijk het complete clubblad vullen met mijn pennenvruchten…”
In een tijd dat een kijkoperatie nog bestond uit het maken van een ferme jaap in je knie en dan maar eens heel goed kijken, betekende mijn afgescheurde kruisband het einde van mijn optredens in AGS/Olympus 3. Ik begreep later overigens dat men mijn verslagjes meer miste dan mijn optredens onder de lat…
Bloed kruipt waar het niet gaan kan en zo belde Gert Slokker van SV Huizen me jaren later of ik geen interesse had in het eindredacteurschap van het Huizer clubblad. Ook toen kon ik al slecht ‘nee’ zeggen en ik gaf aan wel eens mee te willen draaien om te zien wat het inhield. Dat bleek meer in te houden dan ik van plan was, want toen ik bij de eerste de beste samenkomst aangaf alleen maar even te komen proeven aan de functie, merkte oud-redacteur Henk de Groot onverbiddelijk nuchter op: ‘Je weet het misschien zelf nog niet, maar jij bént het gewoon, hoor…’
Geen ontkomen meer aan, dus. En zo ging ik als eindverantwoordelijke voor het clubblad van start. Meteen in het diepe: na de eerste de beste inlegavond bleef ik in licht overspannen toestand achter met tientallen stapels clubkranten. ‘Die had je dus moeten verdelen,’ mopperde onze drukker die zijn halve drukkerij vol kakelverse bladen zag blijven liggen. Hoe ik die dingen uiteindelijk allemaal op de plaats van bestemming heb gekregen is me achteraf nog steeds een raadsel, maar de schade en de schande maakten me wijs en het overkwam me niet nogmaals.
Het was hard aanpoten daar in die drukkerij van Henk Kos: 1.200 exemplaren die netjes katern voor katern geraapt en geniet werden. Dat laatste was dan mijn taak. Met Geppie Vos of Yvonne Hautmann als ‘opgooiers’ knalde ik er per avond een kleine drieduizend nietjes doorheen op die antieke nietmachine met zijn rol nietdraad. Die rol raakte bij tijd en wijle leeg en als je dat dan niet bijtijds in de gaten had, dan kon er maar zo een exemplaar of twintig opnieuw door je handen laten gaan. Maar het maakte niet uit: koffie met een ‘kookie’ en het was gezellig. Mooie herinneringen waar volgens mij alle betrokkenen nog met plezier aan terug denken.

Er waren echter ook wat mindere herinneringen, want als nieuwbakken amateur-eindredacteur maakte ik ook behoorlijk wat missers: een foto met een onderschrift dat niet goed viel bij de dame in kwestie, een nogal zuur stuk van een van de redactieleden dat ik eigenmachtig wat positiever maakte (een redactionele doodzonde die ik me op dat moment en onder tijdsdruk helaas niet voldoende realiseerde) en een format van een ander redactielid dat ik uit de opmaak verwijderde, wat me ook niet echt in dank werd afgenomen.
Er was zelfs een anonieme brief met bittere verwijten en dreigementen van een niet verder met name te noemen ex-lid. Wie zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, moet er blijkbaar gewoon rekening mee houden dat zijn kop eraf gaat en met mijn kop werd dus gedreigd als ik nog één keer ‘dit’ of ‘dat’ zou vermelden!
Een wat komische misser was een stuk op persoonlijke titel waarin ik de nieuwe gehaktballen in onze kantine met de grond gelijk maakte. De oude ballen hadden weinig met vlees te maken, maar ik vond ze heerlijk. Een tijdlang vormden de broodjes bal die ik her en der consumeerde een vast item in mijn verslaggeving op de site. De nieuwe gehaktballen vond ik in het begin nou niet bepaald om over naar huis te schijven. Maar dat deed ik dus wel, niet wetend dat die ballen nu van een van onze sponsors afkomstig waren… Het was een leuk stukje en ik lees het nog wel eens met ingehouden gegniffel terug, maar als ik het van tevoren geweten had, dan had het nimmer het daglicht gezien. Een prima slager overigens, die nieuwe ballendraaier: ik ben er nog steeds trouw klant!
Na een jaar of vijf eindredacteurschap kreeg ik een nieuwe betrekking die me veel energie kostte. En dus kon ik de werkzaamheden niet langer combineren zonder de een dan wel de ander tekort te doen. Op de achtergrond bleef ik nog wel wat schrijven, maar alle organisatorische besognes rond de publicatie liet ik aan mijn opvolger over.
“…met rode hoofden van de opwinding kwam een tweetal bestuursleden ons vertellen dat ze ‘gingen snijden’…”
Tot die rampzalige redactieavond in de noodkantine waar we toen zaten: met rode hoofden van de opwinding kwam een tweetal bestuursleden ons vertellen dat ze ‘gingen snijden’. Het klonk alsof we een prachtige fase in ons clubbestaan zouden ingaan, maar het betekende dus gewoon het einde van het clubblad. Mijn opvolger gaf er de brui aan en dat maakte de schrijvende spoeling wel erg dun. Zelfs nog dunner dan het blaadje dat er voor het nieuwe budget gemaakt kon worden, dus…
Enkele fletse pogingen voor een doorstart met die beperkte middelen kwamen niet verder dan een eerste bijeenkomst: de animo was weg en schrijvers om het ding te vullen bleken niet meer voorhanden. Het leek zo alsnog een definitief einde te zijn geworden.
Enkele besturen later werd dan toch nog het niemendalletje ‘De Tweede Helft’ van de grond getild. Nog anderhalf seizoen moesten die vier redactionele kantjes voor clubblad doorgaan, maar het mocht die naam eigenlijk niet dragen. Het zag er – zeker in het begin – ook totaal niet uit qua opmaak. Ik was er dan ook al snel ‘klaar’ mee. Toch kon ik het verantwoordelijke bestuurslid niet laten zakken en heb alsnog mijn bijdragen tot het bittere einde geleverd, maar ik was wel blij dat mijn naam er niet bij vermeld stond. Enkele leden wisten me er toch in de kantine op aan te spreken en ik kon hun bittere kritiek helaas alleen maar beamen.
Opnieuw zijn er voorzichtige plannen bij SV Huizen om het clubblad nieuw leven in te blazen. Mijn pensioen nadert en men heeft al weer voorzichtig aangeklopt of ik heel misschien…
Ik zeg slecht ‘nee’ en ook deze keer bleef de deur dus op een kiertje. Eerst maar eens kijken hoe de vrijheid van het pensioen me gaat bevallen en dan… Ach, wie weet…
Maar vooralsnog lijkt me dat we eerst het totale verenigingsleven weer nieuw leven in moeten zien te blazen, na al die maanden van corona-ellende. Want dat zal nog genoeg voeten in de aarde hebben, vrees ik…