Vroeger was alles beter (of toch niet?)

De gedwongen voetballoze periode vanaf maart, veroorzaakt door het Coronavirus, is voor menig voetballiefhebber een moeilijke tijd geweest. Hoewel de maatregelen op legitieme argumenten waren gebaseerd, deed het gemis van een potje voetbal op de zaterdagmiddag zich goed voelen. Het voetbal op de zaterdag zit diep verankerd in het DNA van ons gezin. De organisatie en taakverdeling op die dag waren uitstekend en strak gestructureerd. Vader en zoon gingen bijtijds naar het voetbalveld; moeders deed het huishouden en zorgde voor de boodschappen. Zoals te verwachten riep de verhouding van de geleverde inspanningen van de huishoudelijke taken met betrekking tot mijn inbreng zo nu en dan wat ongemakkelijke discussies op, maar in het algemeen wist ik dit aardig te managen (een bosje bloemen, een paar keer stofzuigen en WC schoonmaken doen nog steeds wonderen) en zijn we nog steeds bij elkaar.
Een ander fenomeen dat zich in deze periode opdringt, zijn de voetbalherinneringen van vroeger en onvermijdelijk, inherent aan mijn leeftijd, de vergelijking met de huidige generatie. Zoonlief Rik luistert menigmaal met een ongelovige blik in de ogen naar mijn verhalen over vroeger bij Bloemenkwartier. De omgang van trainer met spelers en spelers onder elkaar was zoveel anders dan heden ten dage. Eén van mijn mooiste periodes in het voetbal was de tijd dat ex-prof Leen van der Merkt onze trainer bij Bloemenkwartier was. De legendarische wedstrijdbesprekingen werden in het vergaderzaaltje van Sporthal Kerkelanden gedaan en volgden een vast stramien. Eerst werd de wedstrijd van de week ervoor besproken en kreeg elke speler afzonderlijk, in het bijzijn van het hele team, te horen wat hij er van had gebakken. Niet zelden werd een speler werkelijk tot aan zijn enkels afgezaagd na een slecht gespeelde wedstrijd. Zo kreeg een verdediger te horen dat hij bij corners maar de paal moest gaan dekken, omdat “als jij gaat koppen het net lijkt alsof je uit een emmer staat te vreten”. Leuk of niet, in die tijd werd het wel geaccepteerd en op één of andere manier omgezet in een extra intrinsieke motivatie om nog beter je best te doen. Dit soort besprekingen en uitspraken zouden in deze tijd niet meer kunnen. Individuele en/of groepsgesprekken met de trainer, niet zelden met een bestuurslid (of nog erger een ouder erbij), zouden het gevolg zijn.

Zoals eerder gezegd was vroeger de omgang en communicatie van de spelers anders dan nu. De verbale correcties onderling tijdens de wedstrijden waren in die tijd menigmaal – met gevoel voor understatement – vrij pittig, terwijl heden ten dage er nauwelijks een onvertogen woord jegens elkaar wordt gebezigd. Minder beleving of liggen er andere oorzaken aan ten grondslag? Bang om elkaar te kwetsen of vrienden te verliezen? Toen ik de leeftijd van zestien jaar had bereikt was net het zaalvoetbal in opkomst. Van Jacques de Vink kwam het verzoek of ik een team wilde samenstellen om tegen FC Husky te zaalvoetballen op een vrijdagavond om 23.00 uur in De Bijvanck in Blaricum. Met de beste leeftijdsgenoten uit mijn team (junioren B1) en van een paar andere clubs togen we op de fiets, niemand had natuurlijk nog een rijbewijs, met een plastic tas gevuld met huis-en tuin gympies, in de stromende regen van Hilversum naar Blaricum om te zaalvoetballen. Zou de huidige generatie dit nog doen?

In diezelfde periode hadden ondergetekende, samen met de in Bloemenkwartier B1 spelende Ruud Schipper, Erik Stekelenburg en Frans van Dommele in een vlaag van zelfoverschatting de beste vier spelers van Bloemenkwartier 1 – Piet Vos, Herman Dijs, Ben Pel en Jan Leeflang – uitgedaagd (lees: beleefd gevraagd) om een partijtje tegen ons te spelen. We vonden ons dermate goed, dat we ons serieus een uitstekende kans toedichtten om deze klassenstrijd tot een succes te brengen. Het klinkt misschien absurd, maar ik kan me nog steeds het scoreverloop goed voor de geest halen alsmede gedeeltes van deze memorabele gebeurtenis. We kwamen met 2-0 voor, waarbij onderschatting van de vedettes van het eerste elftal beslist een rol zal hebben gespeeld.

HFC Bloemenkwartier werd kampioen in het seizoen 1984-85.
Staand v.l.n.r.: Bert Stuurman, Martin Langhout, Raymond van Os, Theo Portengen, Arie van der Kooy, Cees Lesmeister, Rob Potgiesser, Adrie van den Hoek (grensrechter), Marco de Jager, Gerrit de Lange (teammanager), Philip Dijs (elftalleider) en Leen van der Merkt (hoofdtrainer).
Gehurkt v.l.n.r.: Erik Stekelenburg, Hans Masmeijer, Gert Neijsen, Hans Alberts, Christiaan Smit, Ronald Ham, Rob Fabriek (verzorger), Dick Post en Jan van Loenen.
Het kantelpunt in de wedstrijd was een incident, waarbij ik betrokken was. Jeugdige overmoed zal zeker een rol hebben gespeeld, want ik daagde Jan Leeflang uit door hem treiterend de bal steeds onder mijn voet terug te trekken en op het moment dat hij toehapte hem door zijn poortje te spelen. Met een versnelling lag ik meteen een halve meter voor en kon een zelfvoldane glimlach nauwelijks onderdrukken. Dezelfde glimlach veranderde een halve seconde daarna in een soort van doodsgrijns toen Piet Vos mij van opzij zodanig torpedeerde dat ik met bal en al over de zijlijn en via mijn hoofd tegen het betonnen paaltje van de afrastering vier meter verderop in het struikgewas belandde. Dit waren geen mannen, die zich belachelijk lieten maken.
Met een bebloed hoofd en gekneusde ribben stond ik weer op en zo goed als kwaad vervolgde ik de wedstrijd. De mannen van het eerste zetten een tandje bij en de wedstrijd eindigde met 6-3 in het voordeel van de echte mannen van één. Het was opvallend dat de winnende partij zonder een schrammetje ging douchen, terwijl wij alle vier zwaar gehavend onder de bulten en het bloed zaten. Een lesje in nederigheid, maar blijkbaar hadden we toch enigszins hun respect afgedwongen en werden we uitgenodigd om een aantal keren met het eerste mee te trainen.
Zo had ik in de geest van deze herinneringen eerder in de tijd een discussie met Rik, hij zal zo’n dertien zijn geweest, tijdens zijn FC Utrecht-periode. Op enig moment was er een nieuwe speler voor zijn team gehaald, ook een nummer 10. Ergo: een concurrent en bedreiging voor mijn voetballende oogappel. Laten we hem Jürgen noemen.
De conversatie ging als volgt:
“Hoe was Jurgen op de training Rik?”
“Goed hoor” antwoordde Rik.
Tijd voor een prikkelende vraag (ik krijg bij deze herinnering nog steeds van plaatsvervangende schaamte de rode vlekken in mijn nek):
“Heb je hem nog een goede kegel gegeven om te laten merken dat jij op 10 hoort?”
Ik zal zijn blik nooit vergeten, één van onbegrip en ontzetting: rolmodel als vader in één keer weg. “Jürgen is hartstikke aardig hoor!”
Niet één van mijn beste pedagogisch-didactische acties. Er zijn kinderen waarschijnlijk voor minder door de kinderbescherming uit huis geplaatst.

Het besef dat opvoeding en tijdsgeest sterk bepalend zijn voor het gedrag van de huidige generatie voetballers maakt dat het eigenlijk niet eerlijk is om een morele vergelijking te maken met vroeger. Opvallend is wel, dat de verschillen in zo’n relatieve korte tijd behoorlijk groot zijn. Vroeger reed ik als 7-jarig jochie alleen in het donker over de hei naar Bloemenkwartier (Kerkelanden was nog net niet in aanbouw). Nu halen en brengen we onze koters tot op late leeftijd met de auto naar en van het voetbalveld. Op zaterdag ging ik om 9 uur naar het voetballen toe met maar 1 gulden op zak voor eten en drinken en kwam om 18 uur als mijn wedstrijd en alle andere wedstrijden waren gespeeld weer hongerig en uitgedroogd thuis.
Dat is nu toch wel wat anders. Misschien is dat maar goed ook, want wie laat zijn 7-jarig kind nu nog alleen ’s avonds over de hei of in het bos fietsen en laat hem of haar vrijwel de gehele dag zonder eten en drinken een hele dag op het voetbalveld? De manier waarop we elkaar corrigeren en de waarheid zeggen verschilt ook hemelsbreed met vroegere tijden. Cynische humor, harde kritiek versus voorzichtig opbouwende kritiek die tot zelfreflectie en niet tot de “ja maar”-cultuur van nu moet leiden.

Je ergeren, omdat vroeger alles beter zou zijn is vergooide energie en misschien wel arrogant. Ik heb me eens mateloos geërgerd aan het feit dat spelers bij het binnenkomen van de kleedkamer in de rust van de wedstrijd meteen hun telefoons gingen checken op berichtjes, terwijl de trainer nog niet binnen was. Gesprekken gingen overal over behalve over de gespeelde eerste helft. Trainer werd door iets opgehouden en kon maar kort in de rust aanwezig zijn voor eventuele aanwijzingen. Vervolgens heb ik één van de beste of misschien wel de best gespeelde tweede helft ooit van het team gezien. Dus zeg het me maar: was het vroeger beter?
Wat een leuk stuk om te lezen Martin ik weet het nog wel dat jij mij tussen mijn benen speelde maar volgens mij was dit maar eenmalig want je weet wat er dan gebeurde (zie jou stukje over Piet vos).
Groetjes.Jan
Wat een ontzettend leuk en herkenbaar stuk over het hier en nu. Maar vooral voor mij heel leuk om te lezen hoe mijn vader tegen jullie heeft gespeeld. Een mooi voorbeeld voor onze tweeling bij Victoria nu. Dank!
Heerlijk om jouw schrijfwijze weer zó te herkennen! Ik hóór het je ook zeggen! En tsja, over jouw vraag of het vroeger beter was dan nu……laat ik het erop houden dat het vooral ANDERS was! Héél anders! En laten we hopen dat het voetballen weer gauw het voetballen wordt van vóór de corona-tijd, dat waren nog eens tijden ( Meneer Sonnenberg)…Weer genoten van jouw stukkie, Martin!
Top stuk en erg herkenbaar!
Erg mooi om te lezen
Ik ben een paar generaties jonger
Maar herken er wel veel in
Of het beter is of was dat weet ik niet
Maar het is wel heel anders
Martijn donker
Een jaar later nadat Bloemenkwartier kampioen was geworden mocht ik met Leen v/d Merkt samenwerken en hij was mijn eerste trainer bij Bloemenkwartier-1 en nu mag ik na zoveel jaren later in zijn voetsporen treden, laten we hopen dat we net zulke mooie jaren mogen gaan beleven als in die tijd.
Prestatie stond bij Leen hoog in het vaandel maar de gezelligheid was net zo belangrijk en dat maakte dat team in die tijd ook zo sterk !!