
De nieuwe Hoofd Jeugd Opleiding van SV Huizen deelt zijn opleidingsfilosofie met de leden van Gooisch Gras!

April 2017.
De vlaggenschepen van de jeugdafdelingen van HC & FC Victoria en Sparta Nijkerk maken zich in Nijkerk op voor de eindbeslissing, wie zich kampioen van de A1-junioren in de vierde divisie kon laten kronen.
Tijdens de warming-up komt de trainer van Sparta Nijkerk A1 naar Victoria-coach Patrick van der Pas en ondergetekende toe voor het bekende ontspannende ‘collegiale praatje’. ‘Jullie moeten eens goed op mijn linksbuiten letten, dat is echt een groot talent, razendsnel met een fantastische individuele actie.’
Het is Ferry Hendrikse ten voeten uit. Het interesseert Hendrikse blijkbaar helemaal niets, of hij misschien waardevolle informatie heeft gegeven, waarmee hij zijn tegenstander zou kunnen helpen en het resultaat van zijn team negatief zou kunnen beïnvloeden. Enthousiast en voetballiefhebber pur sang. Iemand, die het trainerschap het liefst wil combineren met een functie in het opleidingstraject. Na drie jaar in de hoedanigheid van trainer-coach van Sparta Nijkerk A1 (thans genaamd onder 19-1, ofwel JO19-1) en Hoofd Jeugd Opleiding (HJO) van dezelfde club te hebben gewerkt zal Hendrikse het komende seizoen in dezelfde functie werkzaam zijn bij SV Huizen. In het dagelijks leven is Hendrikse docent Nederlands en Mens & Maatschappij op Scholengemeenschap Het Element in Amersfoort.
Tijdens het interview zal blijken dat ondergetekende geen moment kan verslappen. Daar waar in gesprekken met anderen je wel eens een paar minuten over koetjes en kalfjes kan praten, schuilt er bijna in elke uitgesproken zin van Hendrikse een interessante boodschap. Een leerzaam gesprek voor elke trainer!
‘Tien jaar geleden kon ik als een Emile Ratelband tekeer gaan in de rust, de boel flink oppoken en dan ging mijn team in de tweede helft als de brandweer. Tegenwoordig zien ze dat ik een toneelstukje opvoer en kijken ze elkaar aan met een blik van ‘Is die wel helemaal goed snik’.
Het trainerschap
‘De rol van trainer is in de loop der jaren toch wel veranderd en dan heb ik het over de manier van coaching en omgaan met de spelers van nu, die onder andere omstandigheden opgroeien. Ik heb echt goede lichtingen getraind, die net niet het laatste stapje hebben kunnen maken. Ik ben van mening dat een belangrijke oorzaak voornamelijk het mentale aspect betreft. Het blijft fascinerend hoe dit verandert in de loop der tijd. Het zijn eigenlijk kleine veranderingen, maar vergeleken in onze tijd is het een wereld van verschil. Tegenwoordig moet je anders met ze omgaan en is het een vereiste dat je hun taal moet spreken. Tien jaar geleden kon ik als een Emile Ratelband tekeer gaan in de rust, de boel flink oppoken en dan ging mijn team in de tweede helft als de brandweer. Tegenwoordig zien ze dat ik een toneelstukje opvoer en kijken ze elkaar aan met een blik van “is die wel helemaal goed snik’. Het gaat mij in het algemeen wel goed af, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het wel lastig vind en het kost me ook veel energie.’

‘Mijn vader zei eens: “Als je in een team zit, voetbal je ook voor je ploeggenoten. Je laat elkaar nooit in de steek!”. Tegenwoordig is saamhorigheid niet meer vanzelfsprekend. Het ‘met elkaar’ ontbreekt vaak op het veld. Als het goed gaat, vinden ze het veelal wel welletjes. Uiteraard zijn er uitzonderingen en dat hoop ik dit seizoen ook te bewerkstelligen. Ik realiseer me dat dit, hoe lastig ook, mijn taak als trainer is. Ik kijk echt wel in de spiegel en denk ook dat ik in alle omstandigheden mezelf ben. Continue uitdagingen zoeken en een andere modus vinden als de situatie dat vereist.’
‘Ik zal je een voorbeeld geven. De spelers van tegenwoordig lopen je vaak voorbij, bijna zonder uitzondering met de telefoon in de hand en zijn veelal niet geïnteresseerd in de trainer. Doen hun dingetje. Als het niet loopt ga ik exact hetzelfde doen. Ik haal ze op, negeer ze binnen de grenzen, toon weinig interesse, draai mijn training af en geef weinig aanwijzingen. Je merkt dat dit bij ze gaat schuren en op een gegeven moment komen ze naar me toe en vragen: “Trainer, wat is dit nu?” Ik hou ze in feite een spiegel voor. Vervolgens vraag ik ze of ze weten waarom ik dit doe. Ze hebben werkelijk geen idee! Als ze het niet vragen, dan breek ik na 3 tot 4 weken de ban en vraag wat ze van mijn gedrag vonden. “Nou trainer, dat vonden we helemaal niet leuk!” Dan is het moment aangebroken dat ik ze de vraag teruggeef: “Hoe denken jullie dat ik me voel als jullie als groep dit gedrag vertonen en door jullie word genegeerd?” Spelers moeten nadenken hoe processen tot stand komen. Je legt ze hetzelfde gedrag voor als ze tegenover mij doen. Uiteindelijk gaat het ook om de band die je met de spelers hebt. Ze beseffen dan uiteindelijk ook dat de trainer ze juist beter wil maken.’
Combinatie HJO en trainer, is dat wel werkbaar?
‘Dit is een vraag die ik altijd krijg en het antwoord is simpel. Kijk naar bedrijven. Hoe reageren mensen op de werkvloer als ze op- en aanmerkingen krijgen van een manager, die niet zelf op de werkvloer staat of heeft gestaan? Vaak is de manager ook iemand, die op de werkvloer heeft gestaan, maar de werkvloer verandert continu. Voor mij is het fijn om te ervaren welke processen er op de werkvloer zich op dat moment afspelen. De trainers moeten zich met jou als HJO verbonden voelen als trainer. Ik zit als trainer van JO19-1 natuurlijk in hetzelfde schuitje. De TC maakt met mij afspraken, bepaalt mijn rol en ik bewaak de rol van de trainers. De combinatie trainer O19-1 en HJO heeft dan ook meer voordelen dan nadelen.’

Heeft de TC je nog specifieke opdrachten gegeven?
‘Met SV Huizen heb ik meerdere keren gesprekken gehad. Ik heb aangegeven dat ik een aantal criteria als voorwaarde zie om als HJO en ook uiteindelijk als club succesvol te worden met de jeugdopleiding en dat die door de club moeten worden gefaciliteerd. Zo moet je beschikken over de middelen om de spelers beter te maken. Uitstraling van de club, goede trainers, materialen en randzaken moeten goed zijn geregeld. Als je bij SV Huizen binnenstapt, dan waan je je bij wijze van spreken bij een halve BVO. Een mooie tribune, een prachtig clubhuis. Uitstraling vind ik erg belangrijk. Dat bepaalt hoe je er uit ziet als club en team. En een goed kledingmerk. Jeugd associeert zich met merken. Liever Adidas dan bijvoorbeeld Errea. Spelers kiezen niet alleen, omdat het hen een leuke club lijkt, maar ook voor de uitstraling en daar scoort kleding hoog, geloof me!’
‘Het huidige beleid is verouderd en op bepaalde vlakken is er weinig tot geen beleid. SV Huizen heeft mij gevraagd of ik met mijn ervaring en mijn manier van denken – uiteraard in overleg – hier richting aan kan geven. Belangrijk hierin is ook: wat past nu bij deze vereniging? Uitgangspunt is dat je eerst de onderkant moet veranderen. Je hebt nu twee selectieteams per leeftijdscategorie, dat worden er nu drie. Je speelt 6 tegen 6. Dat zijn 8 spelers per team en in totaal 24 spelers. Deze spelers krijgen twee tot drie trainingen per week. Vervolgens drie teams van 8 tegen 8. Dat zijn 10 spelers per team en dat maakt een totaal van 30 spelers. Dat houdt in dat 6 extra spelers van binnen of van buitenaf in de breedteteams zich kunnen doorontwikkelen en de kans geeft de kans stap omhoog te maken.’
‘Met de 30 spelers kan je vervolgens de volgende stap maken naar twee teams van twee keer 15 spelers. Die kun je dan gebruiken voor de JO13-1 en JO13-2. Zo heb ik het bij BFC en Sparta Nijkerk ook gedaan. Op deze manier creëer je lichtingen, die sterk zijn. Je maakt individuen beter en je zorgt voor meer kwaliteit in de breedte. Dan kan alleen maar als je aan de onderkant op deze manier je opleiding begint. Want hoe was het vroeger? Twee selectieteams 7 tegen 7 maken 2 x 10 spelers. Dan creëer je in feite maar één selectieteam, b.v. een D1 en C1, waarbij het tweede team veelal zwak was. Je moet een lichting zo sterk maken dat bijvoorbeeld je D1 en D2 veel trainingsuren maken en kwaliteit kunnen leveren. Daar zit het verschil in qua opleiding. Resultaat ga je pas na drie tot vijf jaar zien. Missie is geslaagd als we bij SV Huizen binnen drie jaar bij JO8 tot en met O11 en O12 een hele sterke selectie kunnen neerzetten.’
‘Uiteraard valt en staat de uitvoering met de kwaliteit van de trainers aan de onderkant van de jeugdopleiding. Het kunnen best goede trainers zijn, maar ze moeten ook passen bij mijn manier van werken en bij de uitvoering van het plan dat SV Huizen voorstaat. Het is moeilijk om goede trainers op de onderkant te krijgen. Plan valt en staat nu eenmaal met goede trainers. Nu zijn we in overleg welke trainers op welke teams. Eén van de criteria is dat je een goed budget moet hebben. Het budget van SV Huizen verschuift nu meer naar het opleidingstraject, een goede zaak. Geloof me, de huidige TC is geweldig bezig!’

Eigen spelers opleiding in eerste?
‘Mooie gedachte, maar dit is feitelijk een utopie. Het valt of staat met de opleiding. Het kan wel degelijk, kijk maar naar Roda ’46, waar het grootste deel van het eerste uit de jeugdopleiding komt en vooralsnog het beter doet dan SV Huizen. Spelers zijn tegenwoordig niet meer clubgebonden. De club was vroeger je leven. Een soort van verzuiling: je identificeerde je met je eigen club. Dat is niet meer zo. Als spelers wat dwars zit of je kunt een klein zakcentje ergens anders verdienen, dan zijn ze weg. Je moet nooit te hard roepen, dat je louter eigen spelers in het eerste wil zien, dat lukt toch niet. Je moet nu een goede fundering en opleidingsstructuur neerzetten en jeugd en senioren gaan scheiden: stapsgewijs gaan opbouwen.’
‘In het seizoen 2020-2021 wordt er door de KNVB vrijwel zeker een heuse onder-23 competitie in het leven geroepen. Wat nu het tweede is, zal een derde elftal moeten zijn en het elftal achter het eerste een talentvol team onder-23, met – let wel – géén dispensatiespelers! Dat roep ik, geloof me nou maar, al járen! Een fantastisch initiatief van de KNVB. Een onder-23 competitie met clubs als SV Huizen, BFC, Victoria, IJsselmeervogels, Spakenburg en bijvoorbeeld een AFC voor de talentvolle overkomende A-junioren, die nog net niet het niveau van het eerste aan kunnen tikken, is veel aantrekkelijker dan dat betreffende spelers in het tweede terecht komen en wedstrijden tegen een, met alle respect , Altius 2 moeten spelen. Op deze manier voorkom je wellicht ook dat je eigen talentvolle zelf-opgeleide spelers naar omliggende derde- of tweedeklassers vertrekken.’

Rechtlijnig
‘Mijn karakter botst wel eens met anderen: ik ben van eerlijkheid en principes. Soms moet je erkennen dat zaken anders lopen dan je gepland had. Wat was de beste beslissing bij die situatie bij bestaande regels en afspraken. Bij Sparta Nijkerk ben ik laatst nog gebotst. Het tweede eftal wilde spelers hebben van de O19-1. Het tweede speelt al op het hoogste niveau en kan niet meer promoveren en niet meer degraderen. Afspraak is dat als het tweede op degradatie staat, het tweede prioriteit heeft boven de O19-1. Dat was nu niet het geval. O19-1 en tweede draaien bovenin mee, het tweede kan niet promoveren en O19-1 wel. Dat kan dus niet. Dat was dus van mij geen eigen belang, maar wel het belang op langere termijn voor de club. Als de O19-1 Derde Divisie zou kunnen spelen, (dat is nu Vierde Divisie; ML), is dat alleen maar goed voor de club. Ik heb geen moeite mijn mening aan te passen, als er maar een goede visie of argumentatie achter zit.’
Schema opleiding
Hendrikse is van mening dat je kennis moet delen en dus deelt hij zijn opleidingsfilosofie – zoals hij die voorstaat bij Sparta Nijkerk – met de leden van Gooisch Gras. ‘Wat is wanneer belangrijk: technische en tactische aspecten. Deze worden aangegeven met kruisjes. Aandachtspunt voor groeispurt, dat coördinatie dan juist geïndiceerd is. Kennis moet je delen. Traject: spelprincipes zijn onderdeel van de structuur van het opleidingsplan. Altijd druk naar voren houden, altijd durven door te schuiven van achter uit. Ik wil zien dat spelers altijd vooruit voetballen. Daar kan ik trainers op aanspreken. Die spelprincipes kun je trainen. Bij Sparta Nijkerk kunnen we bijvoorbeeld zo’n twee maanden trainen op aanvallende principes. Tactisch concept gaat alleen maar over aanvallen, naar voren durven voetballen in plaats van onnodige balletjes breed of terug. Vervolgens trainen van omschakeling van aanvallen naar verdedigen. Die principes willen we tijdens de opleiding bewaken. Ik heb coördinatoren voor verschillende leeftijdsgroepen/lichtingen die de processen van het nakomen van de spelprincipes bewaken.’

Eindstation?
‘Bij Sparta Nijkerk kon ik geen team meer doen, omdat het er nu wel op leek dat ik TC-1 (UEFA A) kon gaan volgen. Ik had al zelf een nieuwe trainer voor O19-1 benoemd. Sparta Nijkerk heeft er alles aan gedaan om me te behouden, maar het was in dat opzicht ook te laat. Mijn doel is om de jeugdopleiding van SV Huizen naar een hoger niveau te tillen. We moeten eerlijk toegeven dat het – qua jeugdvoetbal – over de gehele linie een lager niveau heeft bereikt dan bijvoorbeeld BFC of Victoria, dat zou je een tijd geleden niet hebben gezegd. Ik heb net getekend en denk helemaal niet na over begrippen als eindstation. Ik heb erg veel zin om samen met deze Technische Commissie en trainersstaf dit project tot een succes te maken!’

BFC
Het is al weer een tijdje geleden, maar al is het niet meer een open wond, een gevoelig onderwerp is het zeker: het afscheid bij BFC. ‘Bij BFC heb ik, met de degradatie van het vlaggenschip, een slecht einde gekend. Gedegradeerd en spelers die weggingen. Later bij de evaluatiegesprekken zijn er – helaas – leugens over mijn privéleven geroepen die, door het toenmalige bestuurslid Voetbalzaken, voor waarheid werden aangenomen. Men wilde daar de bronnen niet van prijsgeven, waardoor ik heb besloten, dat ik met zulke mensen niet meer kan en wil samenwerken en dus die samenwerking heb opgezegd. Een paar maanden later werden de ‘nieuwe’ kunstgrasvelden geopend met tal van festiviteiten, met een VIP-tent, waarvoor je een uitnodiging moest hebben ontvangen. Alle belangrijke BFC’ers waren daar, maar ik was waarschijnlijk – na dertien jaar bloed, zweet en tranen – niet meer welkom. Ik was wel op eigen houtje gekomen, maar had geen uitnodiging in welke vorm dan ook ontvangen. Ik heb daar, 13 jaar lang, ruim 60 uur per week gewerkt! Ik durf te zeggen dat ik bij BFC een ongelooflijk groot aandeel heb geleverd, aan hoe de jeugdopleiding er nu voor staat. Ik voelde me écht in de steek gelaten en vind ook dat je als club – op zo’n manier – niet met mensen, die alles voor een club over hebben gehad, zo mag omgaan! Overigens is dit maar één voorbeeld en weet ik natuurlijk ook dat dit soort zaken nu eenmaal in de voetballerij voorkomen. In alle jaren na mijn vertrek, nu vier jaar geleden, is de band met de club BFC helaas tot het vriespunt gedaald. Uiteraard wens ik ze het allerbeste toe.’
