Ergernissen

Af en toe vraag ik mezelf af, waarom ik het voetbal op zaterdag niet kan missen, want ik zit me het merendeel van de tijd aan alles en nog wat kapot te ergeren. Je zou het een rafelrandje aan mijn persoonlijkheid kunnen noemen. Scheidsrechters, grensrechters, trainers, assistent-trainers en de commentaren en verslagen achteraf: ik kan er af en toe niet meer tegen.
Ik geef toe, mijn stemming in deze wordt ietwat gekleurd door de resultaten van de club waar zoonlief in speelt, maar toch lijkt het of de ergernissen zich opstapelen en zich in een herkenbaar patroon herhalen.
Overijverige scheidsrechters, die vlak voor de wedstrijd de vijf blauwe stroken medical tape op de knie van de speler verwijderd willen zien, omdat ze niet matchen met de kleur van het wedstrijdbroekje. Clubgrensrechters. Je moet wel een bepaald DNA-profiel hebben om clubgrensrechter te willen zijn. Ik ervaar dikwijls bij de grensrechter van de tegenpartij een aan moordneiging grenzende ergernis en een plaatsvervangende schaamte voor de eigen vlaggenist. Trainers die dezelfde schaamte ruimschoots zijn gepasseerd en elke beslissing van de scheidsrechter (“wel twee kanten op fluiten, scheids”) en vlagsignaal van de grensrechter luidkeels en onbeschaafd betwisten, bij elke overtreding van de tegenpartij hysterisch de dugout uit springen en gillen om een kaart, hun eigen team erg slecht vonden voetballen, maar na “enkele tactische omzettingen in de rust” de wedstrijd hebben laten kantelen. Maar ik weet wel waar de grootste ergernis zit, die zit ergens bij mij diep van binnen. Mijn vrouw, die over mijn schouder meeleest, vroeg net poeslief of de column misschien een autobiografisch tintje had. Ik sla mijn ogen beschaamd neer en weet dat ze gelijk heeft. Als trainer probeerde ik het wedstrijdresultaat ook vaak op deze manier te beïnvloeden. Volkomen legitiem vond ik in die tijd. Wist ik veel. Het is wellicht ook de reden dat ik geen trainer meer wil zijn. Ik zou me kapot aan mezelf ergeren…