De kunstgraspatatgeneratie

“Meneer, waar moeten wij spelen zo?”
– Nou, hier.
“Jawel, maar op welk veld?”
– Nou, dit veld, hier.
“Maar meneer, dit is gras!”
– Ja natuurlijk. Voetbal speel je op gras.
“Maar, wij hebben nog nooit op gras gespeeld…”
Ik word oud, dat is me wel duidelijk. Ik ben van een andere tijd en ik kan het me wel voorstellen van de hedendaagse jeugdvoetballers. Ze trainen op kunstgras en ze voetballen op kunstgras. In elk geval als ze thuis spelen. Als ze bij mijn clubje spelen niet, daar moet het gewoon op gras. Goed gras. Gooisch Gras. Het zal de moeders wel tegenvallen, modder- en zandsporen op de voetbalbroek. Dan moet er gewassen worden, als vanouds. Maar je hele jeugd voetballen op kunstgras en dan, als je ooit in het eerste komt, zul je wel eens moeten spelen op écht gras. En als je het schopt tot betaald voetballer, dan speel je alleen nog maar op gras. Hoe verwarrend is dat?
AFC in Amsterdam. Langs de lijn bij het eerste. Hoofdveld. Gras. Een club van tradities. Een meneer naast me vraagt me naar de stand. Enigszins geïrriteerd antwoord ik hem, dat er aan de overzijde een levensgroot scorebord staat. 1-1! Hij verontschuldigt zich met een alleszins plausibele verklaring: “Ik ben bijna blind, dus ik kan het niet zien.” Mijn belangstelling is onmiddellijk gewekt. “Waarom komt u nog naar het voetballen uh… kijken?” Hij lacht. Hij had enkele jaren bij deze club gevoetbald en hij hield nog steeds heel erg van het spelletje. “Ik hoor de duels uitgevochten worden, het fluitsignaal van de scheidsrechter, het gejoel van het publiek en bovenal, ik ruik het gras. Dat is het heerlijkste, wat er is.”
Ik ken het, ik weet het van mijn eigen voetbalcarrière. Zaterdagmorgen om 11 uur aantreden met het tweede op een grasveld, waar de dauw net aan het optrekken is en waar het ruikt naar gras. Een onbetaalbaar gevoel. De lijnen op het veld vormen een mooie bocht van cornervlag tot cornervlag. Ome Jaap heeft – onder invloed waarschijnlijk – zijn best weer eens gedaan. Het is mijn hang naar het verleden, toen alles nog goed was, de lijnen krom en het gras vers groen. Het zit me soms in de weg.
Het jongetje komt thuis en vertelt zijn ouders: “Ik moest vandaag op gras spelen. Echt stom.” Moeders knikt instemmend. “Het moet niet gekker worden. En ik heb weer extra was!”